Hoge Raad oordeelt
Teksten: Reinout van der Heijden
De Hoge Raad heeft een streep gehaald door de vermogensheffing in box 3 op basis van een gemiddeld rendement (forfait). Mogelijk krijg je geld terug als je aantoonbaar teveel hebt betaald.
De uitspraak van de Hoge Raad kost de overheid dit jaar naar schatting €4 miljard en ook de komende jaren nog vele miljarden. Pas in 2027 is de Belastingdienst in staat om het werkelijk behaalde rendement te belasten. In Nederland is vermogen in de zogenoemde box 3 belast. De eigen woning en het geblokkeerd pensioenvermogen zitten in box 1 en vallen hier dus buiten. In box 3 zitten bank- en spaartegoeden, recreatiewoningen, verhuurde woningen en reserves van de vereniging van eigenaren (vve). Vóór 2017 gold er een forfaitair rendement van 4% over al dit vermogen, na aftrek van de vrijstelling en schulden. In 2017 voerde de overheid een nieuw stelsel in, op grond van een fictieve vermogensmix. Hoe meer belastbaar vermogen je had, hoe meer je geacht werd te beleggen of te investeren in onroerend goed. In december 2021 achtte de Hoge Raad de toen geldende vermogensheffing in box 3 in strijd met het Europese recht, omdat de Belastingdienst hierbij uitging van gemiddelden (forfaits). De Belastingdienst had moeten uitgaan van het werkelijke rendement. Na deze uitspraak hebben de Belastingdienst en het parlement een nieuw stelsel van vermogensheffing opgesteld. Dit nieuwe stelsel maakt een einde aan de fictieve vermogensmix. Er komt een onderscheid tussen bank- en spaartegoeden en overige bezittingen die overeenkomt met de werkelijke verdeling. Ook dit nieuwe stelsel gaat niet uit van het werkelijke rendement, maar van een apart forfait voor bank- en spaartegoeden (0,92% in 2023) en een forfait voor overige bezittingen (6,17% in 2023). Dat is nog altijd in strijd met het Europese recht, stelt de Hoge Raad in een uitspraak op 6 juni. De Hoge Raad oordeelt dat de belastingplichtige zelf moet aantonen dat het werkelijke rendement lager is dan het opgelegde forfaitaire rendement. De verwachting is dat de Belastingdienst met een formulier komt waarmee de belastingplichtige zijn aanslag kan corrigeren. Om eerder opgelegde aanslagen te betwisten, moet de belastingplichtige de werkelijke inkomsten vergelijken met de reeds betaalde vermogensheffing. Als de werkelijke inkomsten lager zijn, krijgt hij het verschil vergoed.
Uitgangspunten
De Hoge Raad hanteert de volgende uitgangspunten bij het vaststellen van de werkelijke inkomsten in box 3:
- Alle inkomsten uit vermogen worden bij elkaar opgeteld, ook dat van de fiscale partner.
- Het rendement wordt niet gecorrigeerd voor inflatie.
- De vrijstelling in box 3 telt niet mee bij de vaststelling van de werkelijke inkomsten. Dat betekent dat belastingplichtigen met een laag belastbaar vermogen waarschijnlijk niet profiteren van deze uitspraak. Wij vragen ons af wat er zal gebeuren met spaar- en beleggingsproducten met een fiscale status als groenfonds. Kun je als belastingplichtige nog gebruikmaken van de vrijstelling als je om herziening vraagt?
- Het werkelijk behaalde rendement wordt per jaar beoordeeld. Verliezen uit andere jaren tellen niet mee.
- De kosten kunnen niet afgetrokken worden, met uitzondering van de rente die betaald is voor schulden.
- Het gaat om het werkelijk behaalde rendement. Er wordt dus geen forfaitair bedrag aan inkomsten gerekend als je de woning in box 3 niet of weinig verhuurt.
- De nog niet gerealiseerde waardevermeerdering telt mee. Dat betekent dat je het verschil opgeeft tussen de WOZ-waarden aan het begin en aan het eind van het belastingjaar. We gaan ervan uit dat dat de WOZ-beschikkingen zijn die je aan het begin van het belastingjaar ontvangt en in het jaar daarop. Als dat negatief is, kun je het opgeven als verlies. Dat is gunstig voor iemand met een verhuurde woning in box 3 waarvan de waarde is gedaald of die na een WOZ-bezwaar de waarde omlaag heeft gekregen. We gaan ervan uit dat de teruggave dividendbelasting moet worden meegeteld in het jaar waarop die teruggave betrekking heeft.
- Er geldt geen minimale grens voor teruggave. Ook al is het verschil tussen het forfaitaire rendement en het werkelijke rendement slechts €10, dan nog kun je om een aanpassing vragen.
Geen rente vergoed
De overheid moet belastingaanslagen van 2017 tot 2021 herzien als daarover destijds tijdig bezwaar is gemaakt. De belastingaanslagen over 2021, 2022 en 2023 die nog niet definitief zijn vastgesteld, moeten opnieuw door de molen. We verwachten dat de Belastingdienst iedereen met een aangehouden aanslag een brief zal sturen met een handleiding voor het indienen van een correctie. Mogelijk komt de Belastingdienst daarbij met een deadline. De belastingplichtigen hebben die aanslagen al betaald en krijgen dus geld terug als zij aantoonbaar teveel betaald hebben. Hierover hoeft de Belastingdienst geen rente te betalen. De enige uitzondering is als de wettelijke rente hoger is dan het bedrag dat moet worden terugbetaald. Dat zal niet veel voorkomen.
Definitieve aanslag 2023
Bij de aangifte over 2023 heeft de Belastingdienst een andere aanpak gekozen voor belastingplichtigen die alleen belastbaar vermogen hadden op bank- en spaarrekeningen. Terwijl overige vermogenden een voorlopige aanslag kregen opgelegd, heeft deze groep een definitieve aanslag opgelegd gekregen. Deze aanslag is onherroepelijk als niet binnen 6 weken bezwaar gemaakt wordt. De Hoge Raad heeft gezegd dat het forfait voor bank- en spaartegoeden uit de Overbruggingswet de werkelijkheid redelijk benadert, maar laat aan de andere kant blijken dat er geen ondergrens is van wat er gecorrigeerd moet worden. Wij gaan ervan uit dat je nu ook bezwaar kunt maken over de aanslag die over 2023 definitief is vastgesteld als je alleen belastbaar bank– en spaartegoed had. Fiscale partners moeten allebei bezwaar maken.