Fiscaal gunstig
Een ‘fiscaal voordeeltje’ scoren is niet meer zo gemakkelijk als vroeger. Toch bieden fiscale regelingen nog genoeg mogelijkheden om te profiteren. Wie de belastingregels kent, weet bovendien beter wat hem te wachten staat.
Tekst: Reinout van der Heijden
Vermogen opbouwen: eigen woning
Een woning koop je niet uit fiscale motieven. Je koopt een eigen huis om ergens te kunnen wonen en omdat kopen financieel gunstiger is dan huren. Toch stimuleren de fiscale regels het opbouwen van vermogen in de eigen woning, vooral sinds de invoering van de verplichte aflossing in 2013.
Veel huiseigenaren lossen hun hypotheek annuïtair af. Dat is zelfs een vereiste bij een hypotheek die is afgesloten in 2013 of later, om recht te krijgen op renteaftrek. De maandlasten zijn hierdoor hoger dan met een aflossingsvrije hypotheek, waarover je meestal geen renteaftrek ontvangt. Zie tabellen 1 en 2.


Het kenmerk van een annuïteitenhypotheek is dat de aftrekbare rente afneemt naarmate de tijd vordert. Dat heeft als effect dat een steeds groter deel van het vaste maandbedrag naar de aflossing gaat. Ondertussen neemt je inkomen meestal toe, zodat je de hogere lasten goed kunt opvangen. Dat maakt de eigen woning een ideaal vehikel om vermogen op te bouwen.
Het wonder van de annuïteitenhypotheek is dat de lasten min of meer stabiel zijn, gedurende de hele looptijd. Als de rente in de tussentijd stijgt, neemt het renteaandeel toe en het aflossingsdeel af. Bij een dalende rente wordt de aflossing hoger. De nettolasten blijven redelijk stabiel. Hierdoor is de hypotheek gedurende de hele looptijd betaalbaar.

Vermogen opbouwen: pensioen
Wie zijn pensioen wil aanvullen, kan premie voor een lijfrente storten. De belastingheffing wordt dan uitgesteld tot het moment van uitkeren. De premie is dus aftrekbaar, op voorwaarde dat je een pensioengat hebt. Dat is meestal het geval, als je in de afgelopen 10 jaar inkomsten uit arbeid hebt gehad. Maak een berekening via belastingdienst.nl/lijfrente.
Vaak doet iemand zo’n storting met de pensioenleeftijd in zicht. Via mijnpensioenoverzicht.nl krijg je een goede indicatie van het pensioen dat je op de AOW-datum mag verwachten. Let er op dat de uitkering geen hogere lasten oplevert dan het voordeel van de aftrek.
Voor partners loont het om te bekijken wie van beiden het meeste profiteert van een storting in een lijfrentevoorziening. Het kan goed zijn dat iemand met een laag inkomen minder aftrek heeft, maar dat bij de uitkering meer dan goed maakt — als de uitgekeerde bedragen tegen een lager tarief worden belast.
Aftrek: welk percentage?
Wie meer verdient dan €28.410 per jaar, levert een deel van zijn algemene heffingskorting in. Dat werkt omgekeerd bij een aftrekpost. Een aftrekpost verlaagt het inkomen, waardoor ook minder heffingskorting verdwijnt. Hierdoor levert de aftrek meer voordeel op. De arbeidskorting blijft bij aftrekposten buiten beschouwing. In tabel 4 is het effect berekend van belastingtarieven en heffingskortingen:


Uitkering: welk percentage?
Als je een lijfrente stort, moet je ook rekening houden met de belastingheffing vanaf de pensioendatum. Hier is de berekening nog complexer, vanwege diverse heffingskortingen en de premie Zorgverzekeringswet (zie tabel 5). De aftrek kan minder voordeel opleveren dan wat er wordt belast vanaf de pensioendatum. In dat geval had je het geld beter op je spaarrekening kunnen laten staan.

Voorbeeld 1: Arnold heeft een inkomen van €35.000 en kan €5.000 lijfrente storten. Dat levert hem 42,2% aftrek op. Als hij met pensioen gaat, ontvangt hij inclusief AOW €20.000. Hij kan de lijfrente laten uitkeren. De minimale uitkeringsduur is 5 jaar, dat wil zeggen 5 keer €1000 plus een beetje rendement. Dan komt zijn totale pensioen nog altijd lager uit dan €21.045 en betaalt hij slechts 5,26% premie Zorgverzekeringswet over de extra uitkering.
Voorbeeld 2: Irina heeft een inkomen van €90.000 per jaar en zij kan €10.000 in een lijfrente storten. Dit is tegen 49,5% aftrekbaar. Zij heeft berekend dat zij inclusief AOW uitkomt op €50.000 pensioen per jaar. Van de uitkering gaat 60,9% af, door de combinatie van belastingtarieven en heffingskorting. Voor Irina is het storten van geld in een lijfrente dus niet gunstig.
Hypotheekrenteaftrek
Voor de meeste aftrekposten geldt sinds 2023 een maximale aftrek van ongeveer 37,5%, ook als de top van het inkomen tegen 49,5% wordt belast. Fiscale partners kunnen deze posten — specifieke zorgkosten, giften en hypotheekrentaftrek — naar believen toedelen aan de andere partner. De aftrekpost is vaak hoger voor de minstverdienende partner, vanwege inkomensafhankelijke heffingskortingen.
De aftrek bij de hypotheekrente wijkt af van de andere aftrekposten. Als je belasting betaalt in de hoogste tariefschijf, trek je de hypotheekrente minus het eigenwoningforfait tegen 49,5% af. De aftrek is tot 37,5% beperkt en daarom betaal je in de aangifte vervolgens 12% over de aftrekbare hypotheekrente zonder verrekening van het eigenwoningforfait. Hierdoor betaal je 12% over het eigenwoningforfait (0,35% van de WOZ-waarde). Dat komt neer op ongeveer 0,04% van de WOZ-waarde extra als je de rente in de hoogste belastingschijf aftrekt. Zie tabellen 6 en 7.


Voorbeeld 1: Bert en Emma zijn fiscaal partner. Emma verdient meer dan €76.817 en Bert minder. Zij hebben een woning met een WOZ-waarde van €600.000. De meestverdienende, Emma kan de hypotheekrente aftrekken tegen 37,5% en betaalt via de belastingaangifte nog eens €240 tariefcorrectie (0,04% van €600.000). De minstverdienende, Bert krijgt 43,8% aftrek.
Voorbeeld 2: Marjan verdient €90.000 per jaar en heeft geen partner aan wie zij de hypotheekrenteaftrek kan toedelen. Zij kan de rente aftrekken tegen 37,5% en betaalt €240 aan tariefcorrectie. Zij gaat volgend jaar met pensioen en ontvangt dan €55.000 per jaar. De hypotheekrenteaftrek levert haar vanaf de pensioendatum ineens aanzienlijk meer op, namelijk 55,65% aftrek.
WW-uitkering
Wie een uitkering ontvangt, gaat er bij de WW flink in inkomen op achteruit. Je ontvangt na 2 maanden 70% van je vroegere inkomen met een maximum van ongeveer €4500 per maand (€54.000 per jaar). Ook moet je er rekening mee houden dat je meer belasting betaalt dan iemand die werkt. WW-gerechtigden krijgen immers geen arbeidskorting.

Werken naast een WW-uitkering is om een aantal redenen gunstig. Volgens de 70/30-regel hoef je maar 70% van je inkomsten te verrekenen met de WW. Bij freelance of zelfstandig werk hoef je niet de inkomsten op te geven, maar alleen het aantal gewerkte uren. Wat je meer verdiend hebt dan het WW-uurloon, mag je houden. En vooral: je krijgt arbeidskorting over het verdiende inkomen. Dat is met name gunstig vanaf €12.169 inkomen per jaar, zie tabel 6. Van €12.169 tot €26.288 levert iedere verdiende euro €0,30 aan arbeidskorting op.

In het eerste jaar van werkloosheid krijgen werknemers vaak een transitievergoeding om de bittere pil van het ontslag te verzachten. Die vergoeding wordt belast in het jaar van ontvangst. Dat is niet meer te verrekenen met andere belastingjaren omdat de middelingsregeling in 2022 is afgeschaft. Het totale inkomen komt in het eerste jaar hierdoor mogelijk boven de grens van €76.818 uit, waardoor de top van het inkomen met 49,5% belast wordt.
Wie werkloos is, bouwt geen pensioen op. Je kunt dat wel zelf doen. Stort een deel van de transitievergoeding in een lijfrente en trek dit tegen 49,5% voor zover het jaarinkomen boven de grens van €76.818 uitkomt. Bereken eerst of er voldoende jaar- en reserveringsruimte is via belastingdienst.nl/lijfrente.
Stoppen of minder werken
De hoge arbeidskorting maakt het onaantrekkelijk om een uitkering te krijgen en eerder met pensioen te gaan. Gedeeltelijk blijven werken is gunstig, vooral voor arbeidsinkomen tussen €12.169 en €26.288. Dan levert een verdiende euro €0,30 op. Voor AOW’ers is dat de helft, dat wil zeggen €0,15 per euro. Uit fiscaal oogpunt is het gunstiger om te kiezen voor deeltijdpensioen waarbij je een aantal dagen per week blijft doorwerken. Je kunt vaak voor maximaal 50% met deeltijdpensioen, maar voor zelfstandigen of freelancers is er meer vrijheid. Bij aanvullend pensioen zonder bijverdiensten blijft er netto weinig over en kan het gunstig zijn om het inkomen aan te vullen uit spaargeld. Zie de tabellen 7 en 8.

