5/5
  • Pages
  • Editions
01 Inhoud GeldGids 6
02 Voorwoord
03 Eindelijk indexatie pensioenen
04 Veranderingen vanaf 2023
05 Indexatie: wat en waarom?

Indexatie: flinke verschillen

De Consumentenbond onderzocht bij 40 pensioenfondsen met de meeste deelnemers de financiële positie, het indexatiebeleid en via een enquête de standpunten van het fondsbestuur. Bijna alle besturen vinden dat zij voldoende ruimte hebben om het indexatiebeleid te bepalen. De meeste fondsen houden wel vast aan de periode voor de inflatie waarover geïndexeerd wordt. Er wordt wel regelmatig afgeweken van de datum waarop de indexatie wordt ingevoerd. Volgens de regels is dat vaak 1 januari, maar dit jaar lijkt de keuze volstrekt willekeurig.

Financiële positie

De financiële positie verschilt sterk per pensioenfonds. De beleidsdekkingsgraad varieert in juni 2022 van 95% bij pensioenfonds Levensmiddelen tot 150% bij pensioenfonds ING. Opvallend is dat vooral pensioenfondsen met een dekkingsgraad van minder dan 110% en meer dan 125% ruimhartig zijn met indexeren. Bij pensioenfondsen met een dekkingsgraad tussen 110% en 125% zijn er veel fondsen die niet of weinig indexeren. Zij maken vaak geen gebruik van de verruimde indexatieregels.

Een kleine groep kan niet indexeren, omdat op 1 juli de dekkingsgraad te laag is. Met name Schoonmaak, Bakkers en Recreatie houden zicht op een dekkingsgraad boven 105% in de loop van 2022, maar alleen Schoonmaak overweegt nog dit jaar te indexeren.

Geen indexatie

Onder de pensioenfondsen die wel kunnen indexeren onderscheiden we drie groepen: de rekkelijken, de preciezen en de behoedzamen.

Rekkelijken

Toelichting rekkelijken: Een pensioenfonds dat nu ruimhartig indexeert, kan later problemen krijgen. Conform de regels van het nieuwe pensioenstelsel geldt er een harde ondergrens. Zodra de dekkingsgraad onder 90% komt, moet er binnen zes maanden gekort worden. Voor het overstappen naar het nieuwe pensioenstelsel is 95% tot 105% dekkingsgraad vereist, afhankelijk van het fonds. Je kunt zeggen: een royaal indexerend pensioenfonds verjubelt de toekomst.

Preciezen

Toelichting preciezen: Een pensioenfonds dat geen gebruik lijkt te willen maken van de versoepelde indexatieregels, houdt meer over om het nieuwe stelsel solidair in te richten, heeft ruimte voor compensatie van diverse leeftijdsgroepen en reserves om tegenvallende beleggingen op te vangen. Je kunt zeggen: zo’n zuinig fonds maakt het zichzelf gemakkelijk.

Behoedzamen

Toelichting behoedzamen: pensioenfondsen die aanzienlijk minder indexeren dan op grond van de verruimde regels mogelijk is. Ze blijven dicht in de buurt van de preciezen. Mogelijk kiezen zij eind 2022 nog voor een ruimere indexatie als het effect van de rentestijging over een langere periode duidelijk wordt.

Eigen koers

Wij vroegen de pensioenfondsen of zij voldoende ruimte hebben om naar eigen inzicht te indexeren. De meeste fondsen antwoorden bevestigend, zonder enige toelichting. De vraag raakt blijkbaar een gevoelige snaar, want een flink aantal pensioenfondsen antwoorden: ‘Het fondsbestuur hoeft geen oordeel te geven over het wettelijk kader.’ Met andere woorden: wij voeren uit, ons past het niet om kritiek te geven op de wetgever en de toezichthouder die de regels opstellen. Datzelfde antwoord geeft ook het grote pensioenfonds ABP, dat toch niet bekend staat om zijn timide houding. En dat blijkt wel uit de toelichting die ABP in de enquête geeft: ‘Gegeven de strakke wettelijke regulering is er weinig beleidsruimte.' Alleen pensioenfonds PostNL beantwoordt deze vraag onomwonden met ‘nee’. Met als toelichting: ‘Het indexatiebeleid is sterk gebonden aan regels. Vaststelling naar eigen inzicht wordt beperkt, omdat de wet te sterke beperkingen oplegt. Het curieuze is dat PostNL zichzelf juist beperkingen oplegt op het gebied van indexatie. Het pensioenfonds indexeert maximaal 4% per jaar. Het bestuur van het pensioenfonds onderzoekt de mogelijkheid om dat maximum af te schaffen, maar ‘uiteindelijk is het de keuze van sociale partners om dit al dan niet te doen’. De sociale partners zijn vertegenwoordigd in het bestuur, zodat de bewegingsruimte er in de praktijk meestal toch wel is.

Flinke verschillen

De pensioenfondsen lijken ondertussen gewoon een eigen beleid te voeren. Bij fondsen met een vergelijkbare dekkingsgraad zijn flinke verschillen te zien. PGB, PWRI en Architectenbureaus indexeren met 2,5% tot 3% in 2022, terwijl Particuliere Beveiliging, Woningcorporaties en Koopvaardij het op ongeveer 1,3% houden. Woningcorporaties indexeert deelnemers in loondienst wel iets ruimer. Ook het beleid voor inhaalindexaties verschilt enorm per pensioenfonds. Vaak wordt bij dergelijk beleid verwezen naar wettelijke regels, maar die bieden genoeg ruimte voor een bestuur dat het anders wil. PGB heeft de inhaalindexatie per 2015 afgeschaft. Bij Koopvaardij, Particuliere Beveiliging en PostNL krijgen de jongste aanspraken voorrang bij de inhaalindexatie, terwijl bij Bouw en Woningcorporaties juist de oudste aanspraken voor gaan. Een vaste regel is dat het pensioenfonds maar één keer per jaar mag indexeren, maar dat weten pensioenfondsen te omzeilen door met gedeeltelijke indexaties te komen. De tweede indexatie is gewoon een aanvulling op de vorige, niet-volledige indexatie.

Generatieverschillen

Door te indexeren verhoogt het pensioenfonds de aanspraken van zijn deelnemers. Dat moet evenwichtig gebeuren, rekening houdend met de belangen van de diverse leeftijdsgroepen. Het pensioenfonds moet bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel er goed letten op de belangen van alle generaties. Blijft er genoeg over om de generaties te compenseren die in het nieuwe stelsel slechter af zijn? Dat geldt met name voor de groep tussen 45 en 55 die door het afschaffen van de doorsneepremie minder opbouwt dan de andere generaties. Zie ook het interview met Eric Uijen van pensioenfonds PME op de vorige pagina. In het oude stelsel zijn er ook verschillen tussen generaties. Er zijn deelnemers die een nog een flink deel hebben opgebouwd onder de eindloonregeling. De opbouw werd dan telkens aangepast aan het laatstverdiende salaris. Vanaf 2003 of 2004 zijn de meeste pensioenregelingen overgezet naar middelloon. De opbouw gebeurt dan op basis van het gemiddelde verdiende salaris en voor die regelingen is indexatie extra belangrijk om de opbouw op peil te houden.

Lage opbouw

In de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel kiezen de sociale partners er vaak voor de premie nu al te beperken tot een bepaald maximum. Dat maximum is voor jongere generaties in het nieuwe stelsel voldoende, omdat zij hierdoor toch voldoende opbouwen in de komende tientallen jaren. In het oude stelsel levert de beperkte premie echter te weinig opbouw op. Hieronder een lijst met 15 grote pensioenfondsen met een magere opbouw van minder dan 1,6% per jaar. Een percentage van 1,875% is het maximum. Uit onze enquête blijkt niet dat de pensioenfondsen rekening houden met dergelijke verschillen. Dat zou wel kunnen, bijvoorbeeld door actieve werknemers meer indexatie te geven. Er zijn wel een paar pensioenfondsen die dat doen, maar ze geven daar geen toelichting bij.

* Voor sommige regelingen

Verschillen tussen pensioenfondsen

De grote verschillen tussen de pensioenfondsen zijn niet alleen te verklaren door de financiële positie en de inhoudelijke afwegingen van het bestuur. Veel hangt af van het meetmoment van de jaarinflatie. De gekozen periode is 12 maanden voorafgaande een bepaalde datum in 2021 of 2022. PME indexeert met 1,29% op grond van het meetmoment juli 2020 tot juli 2021 en Rabobank met 6,18% op basis van april 2021 tot april 2022. Bij de volgende indexatie zal PME uitgaan van juli 2022 en dan ligt de inflatie veel hoger. Sommige pensioenfondsen hebben het meetmoment aangepast, terwijl andere dat juist niet doen. Veel toelichting wordt daar niet op gegeven. De meeste pensioenfondsen indexeren alle deelnemers in gelijke mate, op enkele fondsen na (Woningcorporaties, Philips). Voor werknemers volgen zij de loonontwikkeling in de sector of de cao en voor gepensioneerden en voormalige medewerkers (‘slapers’ in pensioenjargon) de inflatie. Voor de werknemers van Philips is dat pech hebben, want hun indexatie van 1,98% (inclusief inhaalindexatie van 0,38%) steekt wel schril af tegen de 7,4% die de gepensioneerden en slapers ontvangen. Bij Woningcorporaties krijgen de gepensioneerden (1,3%) juist minder dan de werknemers. Dat ligt aan het moment dat de inflatie gemeten wordt, want de periode ligt bij Woningcorporaties heel vroeg (juli 2020 tot juli 2021). Philips rekent met de inflatie van januari 2021 tot januari 2022.

Inspraak bij indexatie

‘Het recht op indexeren is bijna nooit opgenomen in pensioenregelingen,’ zegt vakbond FNV die vaak zitting heeft aan het pensioenfondsbestuur. Strikt genomen heeft FNV gelijk, aangezien de indexatie bijna altijd voorwaardelijk is. Het illustreert ook het gebrek aan transparantie en de ruime bewegingsvrijheid van de besturen. Het bestuur wikt en beschikt, onder het mom van ‘evenwichtige belangenafweging’ die nauwelijks te controleren valt. Een aantal pensioenfondsen laat weten het bestaande indexatiebeleid opnieuw te evalueren, vanwege de hoge inflatie. PostNL en PGB wil de indexatieruimte vergroten, terwijl Philips die juist wil beperken. ABN Amro, BPL, Schoonmaak en Zorg en Welzijn willen het indexatiebeleid ook herzien, maar lichten dat verder niet toe. Het is onzeker of de deelnemers inspraak hebben bij het indexatiebeleid. Alleen ABP meldt dat er voorafgaande aan de indexatie advies wordt gevraagd bij het Verantwoordingsorgaan. Ieder pensioenfonds heeft richtlijnen voor indexatie vastgelegd in het pensioenreglement of in de Actuariële en Beleidstechnische Nota (ABTN). De toelichting in de ABTN is het meest uitgebreid, maar sommige pensioenfondsen delen die beleidsnota niet met het publiek. Dat zijn: Ahold Delhaize, Architectenbureaus, Bakkers, Detailhandel, Koopvaardij, KPN, Meubel, MITT, PGB, PME, PMT, Rail en OV, Schoonmaak en Vleeswaren. Het is dan onmogelijk te controleren of het beleid overeenkomt met de ABTN.

Geen medewerking aan ons onderzoek

De volgende pensioenfondsen weigeren mee te werken aan ons onderzoek: Ahold Delhaize, Bakkers, Detailhandel, Foodservice, ING, KPN, Medewerkers Apotheken, Meubel, MITT, Rabobank, Rail en OV, Slagers en UWV. Hierbij zijn in totaal 2,4 miljoen deelnemers aangesloten. Verder valt het op dat veel pensioenfondsen exact dezelfde zinsneden gebruiken. Waarschijnlijk zijn die aangereikt door de Pensioenfederatie.

Naar inhoud